Surfen over de oppervlakte
In mijn vorige blog kwam de vraag aan de orde of oppervlakkigheid – met name in verband met het 'genieten van cultuur' – per se verkeerd is of dat het gewoon de nieuwe norm is. Daarbij schoten mij direct twee boeken te binnen: Wiel Kusters' biografie van Kees Fens, Mijn versnipperd bestaan; Het leven van Kees Fens (1929-2008) uit 2014, en De barbaren van Alessandro Baricco uit 2010, in feite de beschrijvingen van twee totaal tegenovergestelde levens- en zienswijzen.
In de biografie van Kees Fens wordt een veelzijdig, menselijk portret geschetst van een verwoed lezer en denker die, bijna ondanks zichzelf, niet anders kon dan geluk eerst en vooral in boeken zoeken: 'Onze grootste lezer, Kees Fens. Iemand voor wie lezen en leven maar een letter verschilden. De belangrijkste en productiefste literaire criticus van na de oorlog.' Het boek laat duidelijk zien hoe deze selfmade man, de al jong vaderloze jongen die in de avonduren zijn MO-A Nederlands haalde en het uiteindelijk schopte tot hoogleraar aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, langzaam maar zeker ongeschikt werd voor zijn eigen tijd: alle eerbewijzen konden niet verhullen dat de hem toegemeten ruimte in de diverse kranten en tijdschriften waarvoor hij zijn kritieken schreef, steeds kleiner werd. Kort, snel, oppervlakkig waren de nieuwe trends, lezers zouden geen recensies van een hele pagina meer willen lezen, hoofdredacteuren worstelden met de vraag hoe deze veel te lange en ingewikkelde stukken, en uiteindelijk de schrijver zelf, te omzeilen. Falling out of time, als dat ooit op iemand van toepassing is geweest, dan is het wel op Kees Fens.
In De barbaren beschrijft Baricco de zogenaamde 'horizontale mens', de mens die ronddobbert aan de oppervlakte, surfend over het internet fragmenten die hem toevallig interesseren componeert tot een nieuw geheel dat alleen maar bruikbaar hoeft te zijn voor zijn leven nu, zonder enig historisch besef, om over besef van kwaliteit nog maar te zwijgen. Als we naar onze cultuur kijken, zien we volgens Baricco enkele dominante kenmerken: technologische vernieuwing, vercommercialisering, vereenvoudiging, oppervlakkigheid, snelheid, spectaculariteit en een neiging tot het seculiere. Is er in de moderne tijd nog wel plaats voor bezieling? Barbaren hebben immers geen oog voor de ziel van de dingen, alleen voor het effect.
Toch weigert Baricco pessimistisch te zijn over de door velen veronderstelde teloorgang van het cultuurbesef. Soms kan wat als verlies beschouwd werd, winst blijken te zijn. De huidige veranderingen wenst hij niet te zien als een botsing tussen beschaving enerzijds en barbarisme anderzijds, maar eerder als een overgang van een oude naar een nieuwe cultuur met zijn eigen dynamiek. Hij heeft niet het recept voor die nieuwe cultuur, maar beschouwt het als een zoektocht die eigenlijk nog maar net begonnen is. 'We moeten niet zinken als een zak aardappelen. Varen, dat is onze taak.' De benodigde stuurmanskunsten worden onder andere in praktijk gebracht op de Scuola Holden in Turijn, opgericht door Baricco en een paar vrienden, met het idee dat ze het type school willen zijn waar Holden Caulfield, de hoofdpersoon uit The Catcher in the Rye van J.D. Salinger, nooit geschorst zou zijn. De bedoeling is nieuwe vormen van vertellen te onderzoeken, van schrijven tot films maken en alles wat daartussenin zit.
Maar waar sta ik zelf, op de lijn tussen 'beschaving' en 'barbarisme'? Ik ben opgegroeid met bewondering voor mensen als Kees Fens en George Steiner, veellezers met een diepgewortelde, uitgebreide culturele bagage, die weigeren water bij de wijn te doen en conform de tijdgeest over te stappen op hapklare brokken cultuur, gepresenteerd in jip-en-janneketaal. Maar misschien wel het grootste deel van mijn leven breng ik inmiddels door achter een beeldscherm, en ook al kan ik me niet voorstellen dat ik ooit op zal houden met het lezen van boeken, ik houd van internet juist omdat het je een gevoel geeft dat je heel snel van alles en nog wat te weten kunt komen. Toen ik jong was heb ik nog vrij veel literatuur uit de westerse canon gelezen, van De idioot van Dostojevski tot (ongeveer de helft van) Op zoek naar de verloren tijd van Proust, maar ik betwijfel of ik daar nu nog de tijd en het geduld voor op zou kunnen brengen. Ik kan niet ontkennen dat ik uitkijk naar – of liever: benieuwd en op zoek ben naar – nieuwe vormen van vertellen, maar tegelijkertijd zit ik nog gebakken aan de oude vormen. Zal uiteindelijk blijken dat mijn generatie, om heel andere redenen ook wel Generatie X of de Verloren Generatie genoemd, helemaal niet kán varen maar domweg de boot heeft gemist, zowel de achter- als de vooruit varende? En dat we straks, samen met Mark Rutte en Willem-Alexander, hoopvol grijnzend aan de kade staan terwijl er helemaal geen boot meer komt?